Faeröer eilanden deel 3: Gjógv, het pareltje van Eysturoy
Helemaal in het noorden van het eiland Eysturoy, op amper een uurtje rijden van de hoofdstad Tórshavn, ligt een heel idyllisch dorpje dat omringd is door de mooiste bergen van het land. Gjógv – 400 jaar oud – telt amper 50 inwoners, wat bijna niet te begrijpen is temidden van zo’n overweldigende natuurlijke schoonheid. Hier wordt je zorgeloos 100 jaar.
De beelden die ik in Gjógv en omgeving heb geschoten zijn zo prikkelend dat ik er graag een afzonderlijk artikel aan wijd.
Naar Gjógv over de enige brug over de oceaan
Zoals al gezegd rijd je in amper een uurtje van Tórshavn naar Gjógv. De eilanden Streymoy en Eysturoy zijn met elkaar verbonden door een brug, de Brúgvin um Streymin, vertaald de ‘brug over de oceaan‘ die hier eigenlijk een heel smalle zeestraat is. Het is overigens de enige brug die twee eilanden met elkaar verbindt.
Eenmaal de brug over volgen we wegnummer 10 eerst oostwaarts tot we de wegwijzer naar Gjógv zien. Vanaf dan gaat het pal naar het noorden langs het prachtige Funningsfjørður en het waanzinnig mooi gelegen dorpje Funningur (waarover ik verderop in dit artikel graag wat meer info geef). Tussen Funningur en Gjógv rest ons een kleine 9 kilometer bergweg. Deze weg leidt door zulke imposante berglandschappen dat we meer stilstaan om foto’s te nemen dan rijden. De schapen zijn de enige levende zielen die ons hier gezelschap houden.
Meer dan een uur later zien we Gjógv in de verte opdoemen. En de lovende uitspraken die ik eerder heb gelezen zijn niet overdreven. De bekende zeekloof die het dorp zo bekend maakt en domineert is vanuit de verte al gedeeltelijk te zien.
Traditionele en mooi onderhouden huisjes
Het lijkt wel alsof het dorpje uitgestorven is als we de wagen achterlaten op een rustige parking. We starten meteen een gezellige wandeling langs het kabbelend bergriviertje dat het dorp doormidden snijdt om uiteindelijk 100 meter verder te eindigen in de Atlantische oceaan. We krijgen een mooi beeld van de traditionele woonstijl van de Faeröerders. De uitstekend onderhouden houten huisjes, grasdaken en lieflijke tuintjes zijn een lust voor het oog en bieden een overvloed aan charme. Je zou niet zeggen dat het dorp meer dan 400 jaar oud is!
De bekende kloof van Gjógv is eigenlijk een natuurlijke haven
Na amper een kwartiertje wandelen is het gedaan met het vasteland en komen we aan de rand te staan van de 200 meter lange zeekloof die Gjógv op de wereldkaart heeft gezet en tevens de oorzaak is van de populariteit van het dorp bij toeristen uit alle windstreken. Beneden in de kloof bevindt zich immers een natuurlijke haven waarlangs kleine schepen kunnen binnenvaren en opgetakeld worden om ze te beschermen tegen de kracht van de oceaan.
Het is mogelijk om via een comfortabel, verhard wandelpad naar een uitzichtpunt te stappen. Het pad lijkt me zelfs toegankelijk voor rolstoelen.
Korte maar zeer indrukwekkende hike naar Ambadalur valley
Achter het dorp ligt een pad dat je rakelings langs de steile kliffen omhoog leidt naar Ambadalur valley. Onderweg geniet je van adembenemende vergezichten over de oceaan en krijg je vanuit de hoogte een fenomenale indruk van de dramatische ligging van Gjógv tussen imposante bergen en velden. Dit is een hike die je niet mag missen. Er zijn wel enkele steile en slijkerige stukken die je moet trotseren maar al bij al is het geen zware wandeling.
Als je goed uitkijkt zie je heel wat vogels die hun nesten hebben langs de klifwanden.
Reken op een tweetal uurtjes heen en terug.
Verblijven in het Gjáargarður Guesthouse
Natuurlijk verblijf je in het Gjáargarður Guesthouse als je naar Gjógv reist. Dit is zonder meer een iconische plek waar we zeer enthousiast en spontaan vriendelijk ontvangen werden. Er is trouwens geen andere accommodatie te vinden.
Het gebouw heeft een gezellig houten interieur en uiteraard het typische grasdak. In het hoofdgebouw bevindt zich het heerlijke restaurant van waaruit je een prachtig uitzicht krijgt op de oceaan en de bergen. Hier kan je ontbijt, middag- èn avondmaal nuttigen.
Iets hoger dan het hoofdgebouw is er nog een moderner bijgebouw met vier comfortabele kamers met vloerverwarming en spectaculaire uitzichten op de oceaan. Alle kamers hebben een badkamer met douche en WIFI.
Tijdig vooraf reserveren is een must want deze accommodatie is zeer populair en in het hoogseizoen quasi permanent volzet.
Andere leuke plekjes op Eysturoy die je niet mag missen
Slættaratindur, de hoogste berg van de Faeröer eilanden (880 meter)
Deze ligt tussen Gjógv en Eiði (een ander dorpje aan de noordwestelijke zijde van Eysturoy). Als je de kans hebt is een hike naar de top zeker meegenomen. Voor de route heen en terug trek je best 4 uur uit.
De meest gebruikelijke route start aan de parking bij de Eiðisskarð-bergpas.
Wij hebben de berg niet beklommen omdat de top vaak tot eind april met sneeuw bedekt is en de paden hierdoor moeilijk te vinden zijn. Ook moet je altijd op je hoede zijn voor dikke mist.
Funningur, met zijn lieflijk kerkje, mag je niet zomaar voorbijrijden
Dit rustieke dorpje met één van de mooiste kerkjes die ik ooit zag ligt aan de voet van de Slættaratindur. Er wonen ongeveer 90 mensen. Het is zeker de moeite waard om de hoofdweg even te verlaten om de kerk van dichtbij te bewonderen. Geniet van de indrukwekkende stilte om je heen, met alleen het geluid van het kabbelend beekje en de zingende vogels.
Uitzichtpunt op Risin og Kellingin (de reus en de heks)
Vanuit Funningur loopt een smalle bergweg naar het volgende dorpje Eiði. Het is een heerlijke route tussen de bergen en we nemen hier graag onze tijd voor. Op ongeveer drie kilometer voor je Eiði binnenrijdt ligt rechts naast de weg een kleine parking van waar je een prachtig uitzicht geboden wordt op de zeestapels Risin en Kellingin.
Eerder zagen we die ook al vanaf het strandje van Tjørnuvík op Streymoy.
Meer uit Europa…
Het betoverende Hallerbos
Tiveden nationaal park: ongerepte wildernis in Zweden
Minitrip Boulogne-sur-Mer: 8 plekjes
Isle of Skye: The Old Man of Storr
Waarom de Trolltunga in Noorwegen hoog op je bucketlist moet staan
Roadtrip Schotland: Drymen – Fort William